Desondanks zijn de showroomdebutanten uit 1983 in Nederland even zeldzaam als reuzenpanda’s op de Veluwe. De belangrijkste oorzaak is het bruine monster: roest. Dat verslindt auto’s uit de eighties sneller dan een wolf een schaap achterover kan werken. Weinig fabrikanten voorzagen hun auto’s in de vroege jaren tachtig van een degelijke antiroestbehandeling, laat staan van een verzinkte carrosserie. Hierdoor is het merendeel van de gewone auto’s allang weggeroest. Want voor conservering, laat staan restauratie, werden ze niet waardevol genoeg gevonden. Maar wie goed zoekt, kan er vast eentje vinden. Welke verse mrb-vrije klassieker voor 2023 is jouw favoriet?
1. Alfa Romeo 33
De Alfa Romeo 33 maakte in juni 1983 zijn debuut op de Nederlandse markt. Hij had de nobele taak om de Alfasud op te volgen, de eerste compacte Alfa met voorwielaandrijving. Geheel volgens de geldende mode, had het Centro Stile Alfa Romeo de 33 een vrij hoekige koets gegeven. Daarmee had de Alfa 33 een veel modernere uitstraling dan zijn voorganger. Het onderstel en de viercilinder boxermotoren waren echter bijna één op één van de Alfasud overgenomen. Door modificaties aan de wielophanging en het remsysteem voelde de Alfa 33 echter net wat vertrouwder en moderner aan. Op de Nederlandse markt vormt een 80 pk sterke 1,3-liter boxer de motorische basis. Zelfs daarmee rijdt de Italiaanse lichtgewicht (890 kg) lekker vlot. In 1984 kreeg de reguliere 33 gezelschap van een stationwagon-achtige versie, de Alfa Romeo 33 Giardinetta, later omgedoopt tot Sportwagon. In zijn twaalfjarige carrière kreeg de Alfa Romeo 33 er een aantal motorversies bij (1.5, 1.7 en 1.8 diesel) en onderging hij twee facelifts. De krachtigste 33 had 132 pk en was ook leverbaar met vierwielaandrijving. Tot 1995 heeft Alfa Romeo bijna 1 miljoen 33’s gebouwd. Ongeveer evenveel als van de Alfasud, maar die had daar 18 jaar voor nodig. Alleen de Alfa Romeo 156 komt daar met 680.000 stuks een beetje bij in de buurt. Om nog dit jaar in een wegenbelastingvrije Alfa 33 te rijden, wordt een uitdaging. Zelfs in Italië zijn nauwelijks 33’s uit het debuutjaar te vinden.
2. Audi 100 (C3)
Hoewel deze Audi 100 al in oktober 1982 bij de Nederlandse dealers staat, komen de leveringen pas in 1983 lekker op gang. Vandaar dat we hem ook in ons lijstje voor 2023 opnemen. De Audi 100 wordt vooral beroemd vanwege zijn gunstige Cw-waarde van 0,30. Met zijn lage gewicht en de bescheiden viercilinder instapmotoren (75 en 90 pk), rijdt zo’n 40 jaar Audi dan ook opvallend zuinig. Maar ook de krachtige vijfcilinders en de Quattro-vierwielaandrijving, waarmee Audi in de rallysport veel succes heeft, vinden hun weg naar de 100. Vanaf 1985 heeft de Audi 100 een volledig verzinkte carrosserie en in 1988 krijgt hij een facelift, waarbij vooral het dashboard flink wordt gemoderniseerd. Inmiddels krijgt de Audi 100 C3 de credits voor Audi’s promotie naar de top van de auto-industrie. Nederlandse Audi’s 100 van deze generatie zijn vaak nogal karig uitgerust. De kans op een Audi 100 C3 met wat meer luxe, is groter in Duitsland. Audi ur-Quattro vs. Audi Sport Quattro: een viering van veertig jaar Quattro
3. BMW 3-serie (E30)
Net als de Audi 100 hierboven, maakt de BMW 3-serie van de tweede generatie (E30) al in 1982 zijn debuut. Het duurt echter tot januari 1983 voordat hij op de Nederlandse markt komt. Doordat deze 3-serie eigenlijk vanaf het begin geldt als een liefhebbersauto, zijn er relatief veel van bewaard gebleven. Je vindt hem dan ook gemakkelijker dan veel van zijn tijdgenoten. De BMW 3-serie E30 overtreft het succes van zijn voorganger E21 met gemak. Dat is mede te danken aan het grotere aantal modelvarianten. BMW levert hem niet alleen als tweedeurs sedan (in veel advertenties ten onrechte aangeduid als ‘coupé’) , maar ook als vierdeurs (1983), cabriolet (1985) en als praktische Touring (1987). Zelfs vierwielaandrijving behoorde tot de mogelijkheden.
Ook is dit de 3-serie waarbij de topversie M3 zijn intrede doet. De BMW E30 wordt met lof overladen en staat nog altijd bekend vanwege zijn fijne rijeigenschappen. De prijzen voor goede exemplaren van de BMW 3-serie E30 beginnen op de Nederlandse occasionmarkt in de buurt van de 10.000 euro, en kennen uitschieters naar 30 mille. In het buitenland kun je terecht vanaf ongeveer 6000 euro voor een redelijk fris exemplaar. Een BMW 316i of 318i is doorgaans het meest betaalbaar, maar de echte liefhebber gaat natuurlijk op zoek naar een zescilinder 320i, 323i of 325i. De M3 van de E30-generatie is inmiddels onbetaalbaar geworden.
4. Fiat Uno
Hoewel de Fiat 127 in 1983 nog altijd in productie is, wordt al snel duidelijk dat de nieuwe Fiat Uno hem gaat opvolgen. Daarmee moet de nieuwkomer een paar grote schoenen vullen. Dat lukt ruimschoots: als je de productie buiten Europa meetelt, zijn er 8,8 miljoen exemplaren van de Fiat Uno en zijn derivaten verkocht, tegen 4,5 miljoen 127’s. Voor het design van de Uno had Fiat de inspiratie opgedaan bij de Lancia Megagamma (1978), een studiemodel van Giorgetto Giugiaro. Door de smalle raamstijlen en het enorme glasoppervlak ziet de Fiat Uno er bijna futuristisch uit en biedt hij een aangename ruimtebeleving. Motorisch valt er genoeg te kiezen. Een 1,1-liter viercilinder met 45 pk is in Nederland de instapper. Daarboven kun je kiezen uit een 1.1 met 55 of 60 pk, een 1.3 met 70 pk, een 1.5 met 75 pk en een 60 pk sterke diesel. De topper van de reeks is de 105 pk sterke Uno Turbo i.e. (1985). Ondanks de grote verkoopaantallen, is het veertig jaar later bijna ondoenlijk om een frisse Fiat Uno van het eerste uur te vinden. In Italië maak je sowieso meer kans dan in Nederland.
5. Mercedes 190 (W201)
In 1982 had Mercedes opzien gebaard met de baby-Benz; de Mercedes 190 was het eerste relatief betaalbare model van het merk. De Mercedes 190 moest jongere kopers naar de showroom trekken, maar was tegelijk een zorgenkind. Wat zou zo’n auto doen voor de reputatie van het merk? Aan de andere kant: rivaal BMW had al jaren veel succes met de compacte 3-serie (E21). Mercedes liet op kwalitatief gebied niets aan het toeval over. De ontwikkeling van de 190 was al in 1974 begonnen en had 800 miljoen euro gekost. De ‘baby-Benz’ tilde Mercedes naar de moderne tijd. Hij was gestroomlijnd en kreeg relatief schone en zuinige dieselmotoren. Verchroomde sierelementen, tot dan toe net zo vanzelfsprekend bij een Mercedes als een zakje sambal bij de afhaalchinees, werden in de ban gedaan. De 190 (intern W201 geheten) bleek een meesterzet, al moest je je van de uitrusting niet te veel voorstellen. In de basisversie zwengelde je de ramen handmatig naar beneden en meer dan vier versnellingen konden er niet af. Het succes van de 190 was er niet minder om, er werden 1,8 miljoen exemplaren gebouwd. In Nederland stond de Mercedes 190 vanaf januari in de showroom. Ondanks de goede kwaliteit, zijn er van de vroegste 190’s weinig bewaard gebleven. Maar met goed zoeken kun je er vast eentje vinden uit 193, ’84 of ’85.
6. Peugeot 205
Begin jaren tachtig staat Peugeot bekend als een statig, maar kwakkelend merk. Merkwaardig genoeg is het een compacte auto die het merk doet opbloeien. De kleine 205 is de redder van het grote Peugeot. Het verhaal is bij liefhebbers bekend, maar de compacte 205 heeft Peugeot van de ondergang gered. Sinds zijn introductie in 1983 was de 205 jarenlang de bestverkochte auto van Europa. Terecht duidde Peugeot de 205 in reclameuitingen aan als 'een sterk nummer’. Ook in Nederland was de 205 na zijn showroomdebuut in augustus 1983 niet aan te slepen. Na de vijfdeurs volgden in 1984 een driedeurs en in 1986 een vierzits cabrio. De 205 Cabriolet bleef tot 1995 in productie, de gesloten versie zelfs tot 1998. In de 15 jaar dat de Peugeot 205 te koop was, werden 5,3 miljoen exemplaren gebouwd. De 205 werd geleverd met een keur aan motoren: van een 45 pk sterke benzinemotor uit 1983, tot motoren met 130 pk voor de krachtigste 205 1.9 GTI. Niet iedereen kon die snelle jongen de baas, wat hem de reputatie van boomknuffelaar bezorgde. Er zijn nog genoeg Peugeots 205 te vinden, maar daarvan dateren veel uit de latere modeljaren. De kans op een vroege Peugeot 205 is het grootst in thuisland Frankrijk.
7. Toyota Corolla (E80)
Het heeft even geduurd, maar in 1983 ontdekt ook Toyota dat voorwielaandrijving met een dwarsgeplaatste motor de ideale lay-out is voor een compacte middenklasser. Bovendien is de Corolla van deze generatie in de basis een driedeurs hatchback. Eerlijk is eerlijk: sinds 1978 heeft Toyota ook een compacte voorwielaandrijver in het assortiment. Alleen is de motor van deze Toyota Tercel in lengterichting geplaatst. Na de komst van de Toyota Corolla E80 in 1983 is de Tercel eigenlijk een onnodig model in het gamma. Want die Toyota Corolla E80 oogt zó vlot en is zó modern, dat de Toyota Corolla ineens hip is. De viercilinder 1,3-liter motor heeft 3 kleppen per cilinder: 2 inlaatkleppen en 1 uitlaatklep. Onder de kap van de Corolla 1.6 ligt zelfs een zestienklepper. Het resulteert in uitstekende prestaties en een gunstig verbruik. De spreekwoordelijke betrouwbaarheid blijft ondanks alle nieuwerwetse toestanden onaangetast. Ook van deze Toyota Corolla zijn weer talloze carrosserievarianten. Naast de hatchback (3- en 5-deurs) kun je in Nederland kiezen uit een sedan, een stationwagon en een liftback. Helaas zijn de meeste Corolla’s naar het buitenland geëxporteerd of gewoon weggeroest. Als je al een exemplaar van deze generatie vindt, is het meestal een sedan met automatische versnellingsbak.
8. Volkswagen Golf II (september)
Voor Volkswagen was 1983 een spannend jaar. Na bijna 10 jaar kreeg de Golf I een opvolger. Uiteraard behield de bestseller zijn ijzersterke naam en het concept bleef eveneens onaangetast. Ook de Volkswagen Golf II was een compacte driedeurs of vijfdeurs hatchback met voorwielaandrijving. Wel was de Volkswagen Golf II in alle richtingen gegroeid, waardoor hij nog beter geschikt was als gezinsauto. Onder kenners geldt de tweede generatie van de Volkswagen Golf als een van de betrouwbaarste ooit. Hij was met tal van motoren leverbaar, waaronder voor het eerst een turbodiesel met maar liefst 70 pk … De Golf II was comfortabeler en stiller dan zijn voorganger, maar ook zwaarder. Voor de GTI had dat het gevolg dat hij in de basisversies minder rijplezier bood. Voor écht vlotte prestaties moest je minimaal de Golf 1.8 GTI 16V (139 pk) of de GTI G60 (160 pk) met G-compressor hebben. Met een kleine facelift in 1987 (driehoeksruitje verdween, buitenspiegels werden verplaatst en de grille werd aangepast) hield ook de Volkswagen Golf II het negen jaar vol. Er werden wereldwijd ongeveer 6,3 miljoen van verkocht, 400.000 minder dan van de Golf I. Dat is wellicht te wijten aan het ontbreken van een cabrioversie. In Nederland moest de Golf II altijd de Opel Kadett E voor zich dulden in de verkoopstatistieken. Het is daarentegen veel gemakkelijker om een Volkswagen Golf II te scoren dan een Kadett E. Dat heeft vast iets te maken met de betere corrosiebescherming die de Golf af fabriek kreeg. De kunst is echter om een originele Volkswagen Golf II te vinden. Aan de meeste is wel het een en ander aangepast. Basisversies als een 1.3 C zijn nog heel betaalbaar, voor goede GTI’s worden prijzen tot wel 30.000 euro gevraagd.
Andere debutanten op de Nederlandse markt van 1983 waren de Austin Maestro, de Fiat Regata (sedanversie Fiat Ritmo), de Ford Orion (sedanversie Escort), de Honda Civic III en de Honda Civic CR-X, de tweede generatie van de Honda Prelude, de Nissan Micra en de Toyota Camry. Maar om van die auto’s een exemplaar uit 1983 of zelfs 1984 te vinden, is een moeilijke opgave. Deels omdat een aantal pas aan het eind van het jaar te koop waren, deels omdat er überhaupt nauwelijks exemplaren over zijn.