Stoplicht en verkeerslicht: wat is het verschil?
Vaak worden de termen ‘stoplicht’ en ‘verkeerslicht’ door elkaar gebruikt. Vaak wordt er ook hetzelfde mee bedoeld. Maar wist je dat er wel degelijk een verschil is? Een stoplicht is niet meer dan een (bijna altijd rood) licht dat voertuigen laat stoppen. Een verkeerslicht is een veel bredere, algemene term voor alle lichten die het verkeer regelen. Dat gaat dus zowel om rood, geel als groen licht. Verkeerslichten sturen niet alleen voertuigen, maar ook voetgangers en fietsers, door middel van verschillende kleuren en soms ook overige (geluids)signalen. Hoewel ‘stoplicht’ in de volksmond ook voor dit soort lichten wordt gebruikt, is de term 'verkeerslicht' dus technisch correcter omdat het alle functies van het licht omvat en niet alleen het stoppen.
Wat betekenen de kleuren van een stoplicht?
Stoplichten zijn een belangrijke manier om het verkeer te regelen en te zorgen voor een optimale verkeersstroom. Ze werken heel simpel: met drie kleuren wordt aan de verkeersdeelnemers duidelijk gemaakt wat zij moeten doen:
- Rood: stop. Als het rode licht brandt, moet je stoppen en wachten tot het licht van kleur verandert.
- Geel: maak je klaar om te stoppen (of om te gaan rijden). Het gele of oranje licht (‘geel’ is de formele term) waarschuwt dat het stoplicht bijna op rood springt. Als dat nog veilig en verantwoord kan, moet je stoppen. In sommige landen, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, wordt het oranje licht ook gebruikt om aan te geven dat het stoplicht bijna weer op groen springt.
- Groen: gaan. Groen betekent dat je kunt doorgaan. Blijf wel opletten of de weg vrij is: het kan natuurlijk zijn dat iemand anders door rood rijdt, of dat er vanwege een opstopping nog ander verkeer op de kruising is.
Bijzonderheden
Er zijn een paar varianten op deze basislichten. Bij eenvoudiger types stoplichten, zoals voetgangerslichten, neemt knipperend groen de functie van het gele licht over: het stoplicht springt ook dan bijna op rood. Bij knipperend oranje mag je doorrijden, maar moet je wel extra goed opletten. Soms knippert er een oranje licht samen met groen. Dan wordt je gewaarschuwd voor bijvoorbeeld fietsers op een naastgelegen fietspad, die voorrang hebben. Soms heeft het rode, gele of groene licht een afwijkende vorm. Bijvoorbeeld een poppetje, fiets of pijl. In dat geval geldt het licht alleen voor de betreffende soort weggebruiker of voor het verkeer dat de betreffende richting op wil.
Wat moet je doen als de verkeerslichten niet werken?
Het kan zijn dat de stoplichten in storing zijn, of zijn uitgeschakeld omdat er weinig verkeer is. In dat geval gelden er andere regels. Bij knipperend geel licht mag je doorrijden, maar wel met extra voorzichtigheid. Wanneer andere borden of wegbelijning aangeven dat je voorrang moet verlenen, dan moet je dat doen. Bij storing kunnen stoplichten ook helemaal uitvallen. In dat geval behandel je het kruispunt als een kruispunt zonder verkeerslichten. Overige borden en/of wegbelijning maken duidelijk wie voorrang heeft. Zijn beide er niet? Dan heeft verkeer van rechts voorrang.
Overige regelgeving
Aanvullend op de hiervoor beschreven basisregels zijn er nog enkele regels rondom stoplichten:
- Voorrang bij afslaande richting: als je afslaat, moet je rechtdoorgaand verkeer voorrang verlenen. Bij links afslaan is het in Nederland zo dat als het verkeerslicht een groene pijl toont, je geen tegemoetkomend verkeer hoeft te verwachten. Blijf voor de zekerheid wel opletten! Bij rechts afslaan met een groene pijl kan het zijn dat een naastgelegen voet- of fietspad ook groen licht krijgt. Let er dus op of er voetgangers of fietsers rechtdoor gaan: zij hebben voorrang.
- Rechtsaf vrij: in sommige gevallen is het toegestaan om ook bij een rood stoplicht rechtsaf te slaan. Let op: dit mag in Nederland alleen als dat specifiek wordt aangegeven met een aanvullend verkeersbord ‘rechtsaf vrij’. In Nederland komt dit eigenlijk alleen voor bij fietspaden, maar dan nog niet vaak.
- Kruispunten vrijhouden: het is niet toegestaan om het kruispunt te blokkeren. Als je groen licht krijgt, maar het kruispunt is nog bezet, dan zal je toch moeten wachten totdat je het kruispunt volledig kunt oversteken zonder op het kruispunt tot stilstand te komen.
Lussen in het wegdek
Tegenwoordig houden veel stoplichten rekening met het daadwerkelijke verkeersaanbod. Dat wil zeggen dat ze reageren op weggebruikers. Merkt het stoplicht bijvoorbeeld dat op een zijweg iemand staat te wachten, dan wordt het verkeer op de hoofdweg even gestopt. Op de ouderwetse manier kunnen fietsers en voetgangers zich bij een kruispunt ‘aanmelden’ met een druk op een knop. Tegenwoordig meten stoplichten het verkeersaanbod echter bijna altijd met magnetische lussen in het wegdek. Meestal zie je die ook zitten. Als je groen licht wilt krijgen, is het belangrijk dat je met je voertuig op zo’n lus gaat staan. Dat betekent in de praktijk dat je volledig moet doorrijden tot aan de stopstreep.
Stoplichten in het buitenland: de verschillen
Stoplichten zijn een wereldwijd fenomeen en de werking is overal ter wereld ongeveer hetzelfde: groen is rijden, oranje is stoppen als dat nog kan en rood is altijd stoppen. Toch zijn er wel enkele uitzonderingen op het gebied van overige regelgeving rondom stoplichten. Ga je naar het buitenland, verdiep je dan in de verkeersregels van de landen die je zult bezoeken. Zo weet je zeker dat je goed zit.
Plaatsing van het stoplicht
Het meest voorkomende verschil tussen Nederlandse en buitenlandse stoplichten is de plaatsing ervan. In Nederland staat het stoplicht altijd direct naast de stopstreep, of hangt het direct boven de weg. In sommige landen staat het stoplicht echter aan de overkant van de kruising. Het voordeel is dat je niet zo ver omhoog hoeft te turen. Het stoplicht verdwijnt nooit achter de dakrand van je auto. Ook overzie je tegelijkertijd de gehele kruising terwijl je op je eigen stoplicht let. Het nadeel is dan weer dat het bij complexe kruisingen onoverzichtelijk kan zijn welk stoplicht voor wie is. Sommige landen doen beide: het stoplicht staat vlak naast/boven je én aan de overkant van de kruising.
Groen en toch voorrang verlenen
Sla je in Nederland linksaf met een groene pijl, dan hoef je geen tegemoetkomend verkeer te verwachten (zie het vorige hoofdstuk). In het buitenland is de afstelling van verkeerslichten soms anders geregeld en kan het zijn dat je nog steeds voorrang moet verlenen aan tegemoetkomend verkeer. Sowieso is het aan te raden om hier altijd op bedacht te zijn: veiligheid voor alles!
Rechtsaf bij rood licht
In sommige landen is het toegestaan om ook bij rood licht rechts af te slaan. Je moet dan wel eerst tot stilstand komen en ook voorrang verlenen aan overig verkeer, dat wel groen licht heeft. Ook mag rechts afslaan bij rood licht meestal alleen als dat met een bord wordt aangegeven. In Noord-Amerika is het juist andersom: daar mag ‘right on red’ altijd, tenzij wordt aangegeven dat het niet mag (enkele staten uitgezonderd, daar mag het nooit, tenzij anders aangegeven).